eens per maand
bak ik brood en vraag ik de rozemarijn
wat ze nodig heeft –
nieuwe grond, zon, water –
haak ik dekens op dekens
schud ik de kussens op
en wentel me in dichte ramen
laat de wereld over aan zichzelf
met zijn grenzen
en andere ongevoeligheden
eens per maand voel ik de wanhoop
vind soelaas
in hoe tijm groeit
in dezelfde aarde