9 min leestijd
We werden afgezet in wat de juiste straat moest zijn. Een huisnummer hadden we de chauffeur niet kunnen geven, alleen een kleur: het roze gebouw, cor-de-rosa. Hij had er maar even over gemompeld.
Zodra we de autodeuren gesloten hadden reed de taxi weg. Het enige geluid in de straat en de enige beweging kwam van de regen.
‘Hoe kwam je ook alweer op deze plek,’ vroeg ik Dani.
‘Van een poster op de Feira da Ladra,’ antwoordde hij.
Maanden eerder waren we op de Feira da Ladra geweest, de markt van de dievegge, grootste en oudste vlooienmarkt van Portugal, bezongen in fado’s en geroemd in gedichten. Daar waren we ook al opzoek geweest naar een houten kastje van tenminste tachtig centimeter lang en veertig centimeter diep, zodat de platenspeler en de speakers erop pasten. Onze nieuwe hippe hobby had een standplaats nodig, liefst een karaktervolle, tweedehands standplaats. En zo verzamelden we een tweede nieuwe hippe hobby: houten tweedehands meubels zoeken. Op de markt was het niet gelukt, maar Dani had er een poster zien hangen, met een QR-code. De QR had hem naar een document gebracht, waarin een bedrijfsbeschrijving en instructie stond: antiek in goede staat voor een redelijke prijs. Mail voor een link naar foto’s. Je kunt op afspraak langskomen (max. vier personen).
De weg naar naar het roze gebouw was zoals beschreven in de e-mail: smal, stijl en met ongelijk wegdek. De e-mail zei ook: neem daarom de langere weg rondom. Maar dat vergaten we tegen de taxichauffeur te zeggen.
Op sommige plekken zaten er slechts centimeters tussen de autospiegels en de stenen muren van de mini-veranda’s. Vanwege het wisselvallige weer waren sommige veranda’s gedicht met het soort zeil dat aan ikea-tassen doet denken, om de waslijnen droog te houden. Er hingen, zoals overal in Lissabon, shirts, broeken, bh’s en onderbroeken aan de lijn te drogen, maar we zagen meer dan de gemiddelde hoeveelheid handdoeken met gaten.
Boven een van de verandamuren stak het metaal van een kooi uit. Er steeg geblaf uit op, dat nogal specifiek gericht was, zoals sommige honden dat kunnen: zo blaffen dat je weet dat het aan jou gericht is. ‘Opdonderen.’
De lage huizen hielden op en een nieuwe straat gaf meer lucht, met gebouwen met meerdere verdiepingen en dor gras tussen de adressen – als deze gebouwen adressen hadden. Hier gaf de gps van de chauffeur aan dat we onze bestemming hadden bereikt.
Ondanks de roze kleur was het een karakterloos gebouw van twee of drie verdiepingen. Er hing geen bord met ‘hier koopt u tweedehands houten meubels’, er hing geen ‘entree’ bord, er hing geen bord, wil ik maar zeggen. Naast wat de voordeur moest zijn hing wel een hele rits deurbellen met naambordjes ernaast; allemaal lege witte rechthoekjes die onze onwetendheid weerspiegelden.
Er was geen weg terug. Dani had – per instructie – gebeld toen we onderweg waren. Nu belde hij – per instructie – opnieuw het nummer dat hij in de e-mail had ontvangen. In de regen, naast het anonieme gebouw was er niet veel meer te doen dan meeluisteren. De mannenstem was kortaf. ‘Ah, Dani, ja, oké…’ opgehangen. Aan de deur was nog steeds niets te zien of horen.
Ik vroeg Dani of hij geïnstrueerd was om een grote hoeveelheid contant geld mee te nemen. Tot mijn geruststelling schudde hij zijn hoofd. Er was dus niemand op de hoogte van de zeshonderd euro die we op zak hadden. Niet precies, althans, niet met zekerheid, alleen de algemene verwachting dat men in Portugal contant geld bij zich heeft.
‘Of, nou ja,’ zei Dani, ‘er stond wel dat het handiger was contant te betalen.’
De deur waarnaast we stonden te wachten bleef bewegingloos, maar even verderop in de muur zwaaide een volgende deur open. Een vrouw van nog geen 1,55 meter zwaaide kort naar ons.
Binnen raakte de geur van olie en stof me als eerst. De tweede indruk was die van een houten doolhof. De meubels waren op elkaar gestapeld en raakten hier en daar bijna het lage plafond. Het pad ertussen was smal, en verklaarde waarom we een afspraak hadden moeten maken, en waarom we hadden moeten vertellen met hoeveel mensen we kwamen. Een maximum breedte voor gasten hadden ze ook wel in de mail kunnen zetten. De vrouw, die van middelbare leeftijd was, en slordig bruin geverfd haar had, sprak vriendelijk doch rap Portugees tegen ons, wat we net aan verstonden (d.w.z.: Dani verstond het en vulde naderhand voor mij de leegtes op). We mochten zelf rondlopen door de drie lange gangpaden, die een vorkvorm hadden, zodat de buitenste twee paden op én af gelopen moesten worden, omdat ze maar aan een kant in verbinding stonden met het middenpad.
Er was een ander koppel, dat aan de andere kant van de ruimte zachtjes stond te praten. De vrouw (verkoopster? manager? toevallige invaller?) liep naar hen toe. Degene die de telefoon op had genomen met die diepe mannenstem was nergens te bekennen. Hoe de vrouw had geweten de deur open te doen was niet te achterhalen. Wellicht zat de diepe mannenstem in een van de uiteindes van de vorkpaden in een kledingkast met een bijl of een taser, en kon de vrouw door precies op de juiste plaats te gaan staan aan de achterkant van de kledingkast met de man communiceren zonder dat wij of het andere stel het konden zien of horen.
De radio stond hard en speelde popmuziek, wat enorm contrasteerde met de stijl van de meubels. Die waren allemaal van vóór de overname van de meubelmarkt door Scandinavisch-landelijke stijl, scandi-sjiek, scandi-eclectisch en scandi-boho. Donker hout, of donker en nog donkerder hout in geometrische patronen, stoelen bekleed met donkergroene stof, een bank in mosterdgeel, nachtkastjes, bureaus, ladekasten, ophangbare vitrinekasten zoals waarin mijn oma vroeger haar vingerhoedverzameling bewaarde, en verscheidene barkasten. Vooral van die laatste waren we gecharmeerd.
Er was een kast die precies de juiste lengte had, plus een kastdeur met sleutel, waarachter een spiegelkast verborgen zat, compleet met antieke metalen wijnglazenhouders. Zo te zien net gelakt, want het hout aan de binnenkant was nog een beetje vettig. Als dit een misdaadcentrum was waar yuppen werden uitgenodigd om meubels te bekijken om ze van hun contanten te beroven en hun lichamen – ontdaan van tanden, handen en tatoeages – in de nabijgelegen vuilnisbelt te dumpen, wellicht met tussenkomst van de autosloopmachine aan het begin van de straat, als dat zo was, dan was het zo’n geval als de pizzatent die opgezet werd door de maffia als witwaspraktijk, die zo goed liep dat ze meer geld verdienden met de pizza en een legitiem restaurant werden. Er was hoop, is wat ik wil zeggen.
We besloten de barkast met spiegel te proberen te kopen en er niet meer dan vierhonderd euro voor te (proberen te) betalen. De vrouw zei allerlei positive dingen over onze keuze en begeleidde ons naar voren. Ik keek onderweg om me heen, en moest constateren dat het andere koppel intussen verdwenen was. Of dat via de voordeur of via een zijdeur na geluidloze sedatie was gebeurd, dat hadden we niet gezien. We hadden de deur in elk geval niet gehoord, noch een koude tocht gevoeld. Misschien lagen ze nog in het andere gangpad.
Dani stootte me aan. ‘É um bom preço,’ zei hij, nadrukkelijk, duidelijk met de bedoeling dat ik dit zou bevestigen. Nadat hij me een korte samenvatting gaf van het gesprek, moest ik wel toegeven. Het kastje kostte driehonderd euro, zodat we niet eens tegen het schuldgevoel hoefden af te dingen - hoewel het nog maar de vraag is of we dat gedaan zouden hebben, al was het zeshonderd euro. Wie weet zijn we wel heel goed in afdingen, maar komen we daar nooit achter.
Nu kwam de volgende moeilijkheid, namelijk in het Portugees vragen of bezorgen mogelijk was. We hadden namelijk enige ervaring met het boeken van busjes voor het vervoeren van pakketten die in een standaard personenauto zouden passen – de chauffeurs van deze busjes zijn over het algemeen niet bereid pakketten mee te nemen groter dan een koffer. Misschien is Alice-In-Wonderland syndroom een voorwaarde voor het worden van bestelbuschauffeur in Portugal, moet je eerst bewijzen dat je gelooft zelf maar net in een auto voor vijf personen te passen. Wie weet. Misschien is het wel hetzelfde in Nederland. Ik ging daar nooit naar tweedehands meubelwinkels zonder adres of website en hoefde dankzij vrienden en familie nooit een bus te huren.
De vrouw antwoordde opgewekt, Dani knikte en ik dacht ons adres voorbij te horen komen, gevolgd door: ‘Perfect. Ja, we zijn morgen thuis. Goede prijs. Dan betalen? Heel fijn.’
Het bleek door puur toeval mogelijk ons prachtige kastje de volgende dag te bezorgen, omdat er vlakbij een stellingkast van twee bij een meter bezorgd zou worden, en er ruimte over was in de wagen. Wellicht is dat wat ons redde, wellicht waren we nooit in gevaar.
Toen de deur voor ons geopend werd en we naar buiten stapten over de bizar hoge drempel – zeker dertig centimeter – was het droog. We liepen de straat uit, verbaasd over ons geluk, langs de gefileerde handdoeken en verwassen shirts en een gebouw dat vijf van die lage beganegrondwoningen had kunnen bevatten als het dak niet aan één kant compleet ingestort was en de planten er niet doorheen groeiden. Nu bevatte het drie woningen, een met allerhande planken gerepareerde voordeur, een gekooide hond en twee ongekooide honden die ons amper een blik waardig keurden.
We liepen langs een café, waar de helft van de bezoekers al een biertje in de hand leek te hebben, waar ik me over verbaasde tot ik me realiseerde dat het al voorbij vier uur was en bovendien zaterdag (het voelde vroeg omdat ik zelf pas rond het middaguur was opgestaan).
Toen het landschap weer saai homogeen werd, het pleisterwerk gaaf en de ramen ongebroken, belden we een taxi, verveeld door de omgeving nu die niet meer zo sterk contrasteerde met onze geprivilegieerde blik. Toen de eerste druppels vielen kwam de auto aanrijden, en zo eindigde ons avontuur, deze Missie van de Platenspelerkast, die niet beter had kunnen verlopen.
De volgende dag zouden een aantal sterke mannen met onze telefoonnumers en adressen, van wie we zelf verder geen contactgegevens hadden, ons om geld komen vragen in ruil voor het kastje. Wat kon ons nog gebeuren?